Skip to content

Dit najaar zijn 6 GAC-vrienden (Floris van der Pol, Ali de Jong, Els Kaskens, Gert Langenbarg, Paul en Jennifer Maas), afgereisd naar Nepal voor een trektocht door Upper Mustang, het verloren Tibetaanse Koninkrijk. Het was een geweldige ervaring. Namens ons groepje heb ik een verslag over dit avontuur geschreven. Trainers en loopmaatjes waren steeds erg geïnteresseerd, dus wij hopen jullie daar een plezier mee te doen.

Hoe het begon en de voorbereiding
Vijf jaar geleden hebben Floris en Gert samen een trekking gedaan in het Mount Everest-gebied. Dat smaakte naar meer en niet lang erna werden er plannen bedacht om samen met de partners een trektocht te houden in Upper Mustang. De aardbeving trok een flinke streep door de plannen, en problemen met knieën en voeten ook. Elke keer werd het uitgesteld. Tijdens het hardlopen werden de plannen besproken en de conclusie was, dat het dit jaar zou moeten gebeuren. We worden er tenslotte niet jonger op! Jennifer ving de enthousiaste plannen op en het duurde niet lang of zij en Paul haakten ook aan bij de plannen en werden al gauw nog enthousiaster dan de anderen.
Met inbreng van de kennis en contacten van Els van Reis-idee.nl konden de gidsen, pony’s, vluchten en permits in Nepal geregeld worden. Floris dook in de boeken en heeft zich helemaal verdiept in de route en wandelschema’s gemaakt.
Dankzij onze hardloop-, wandel-, en nordic trainers van de GAC hebben wij al een behoorlijke conditie. Dank je wel Karin, Yvon, Trijntje, Monique, Kees, Liene, Henk, Chris, Fred, Laus en Frans. Verder hebben wij gezamenlijk en afzonderlijk nog enkele weekenden gewandeld in Zuid-Limburg. Je moet tenslotte toch wel wat kilometers in de kuiten hebben.

Waarom Upper Mustang
Mustang ligt in het noordwesten van Nepal en is eeuwenlang van de buitenwereld afgesloten geweest. In de middeleeuwen hebben Tibetanen zich in dit gebied gevestigd en enkele eeuwen lang is het een zelfstandig koninkrijk geweest. Het is al heel lang onderdeel van Nepal, maar pas sinds enkele tientallen jaren worden er westerlingen in het gebied toegelaten en ook nu is er nog een permit nodig. En die is niet gratis: $ 50 per dag. Misschien is dat ook de reden geweest zijn dat we geen Nederlanders zijn tegengekomen onderweg?
Upper Mustang is door deze geïsoleerde ligging nog behoorlijk ongerept. Vanuit China wordt er nu een weg aangelegd. Hoogste tijd dus om dit gebied te bezoeken, want over enkele jaren ziet het er mogelijk heel anders uit.

De reis ernaartoe
Vanuit Kathmandu moeten we eerst een half uurtje in een klein vliegtuigje naar Pokhara, een stad 150 km ten westen van de hoofdstad Kathmandu.
Hier ontmoeten wij ook onze gids, Nuri. Een ‘very senior guide’, zoals hij werd genoemd. Dat betekent dus dat hij net zo oud is als de meeste van ons. Upper Mustang kent hij op zijn duimpje. Hij waarschuwt ons, dat het in Mustang erg warm is voor de tijd van het jaar. Daar gaan onze thermo’s. Voor sommigen van ons is het aanleiding om wat luchtiger kleding te kopen. Niet onverstandig, zo blijkt.
We krijgen hier ook onze permits uitgereikt. We krijgen wel het gevoel dat het vooral om het geld gaat. Wij moeten erg veel gegevens invullen en twee pasfoto’s inleveren. Als we de permits uitgereikt krijgen, kloppen de namen bij de meesten niet en op het permit van Paul prijkt mijn foto. Geen probleem hoor. Gewoon eraf halen en de goede foto erop nieten!
Vanuit Pokhara is het twintig minuten vliegen naar Jomsom. Helemaal zonder gevaar is dit niet; er stort wel eens een vliegtuigje neer, maar over de weg is voor ons geen optie. Dat is nog gevaarlijker.
De vliegroute wordt onderhouden door één enkel vliegtuigje. Alleen in de ochtend, want ’s middags waait het te hard. Wij hebben geluk. Als we op het vliegveld aankomen trekken de wolken weg. De bergtoppen van het Annapurna-massief worden zichtbaar. Prachtig.
Heel bijzonder om in zo’n klein vliegtuigje te zitten. We vliegen echt dicht langs de berghellingen en ik begrijp best dat er met een beetje wind niet gevlogen wordt. Door de raampjes van de cockpit kunnen we de hoge bergen weer zien. Eerst de Annapurna en daarna de Dhaulagiri. Dat zijn wel kanjers van toppen van meer dan 8.000 meter. Heel indrukwekkend.
Om acht uur ’s ochtends staan we al in Jomsom, een bedrijvig stadje. We voelen dat we het vochtige klimaat van Pokhara achter ons gelaten hebben. Lekkere frisse lucht. We zitten dan ook al in een klap op 2.800 meter.

De trekking
Per persoon mocht er niet meer dan 10 kg bagage mee in het vliegtuig. Dat is ons allemaal min of meer gelukt. Onze bagage wordt door pony’s gedragen; voor elk stel één pony. De ponydriver zorgt voor hen. Dat doet hij goed. Elke dag na afloop voert hij de paarden maïs. Verder hebben wij nog Ganesh, onze hulpgids. Een hele stoet, maar de pony’s hebben zo hun eigen tempo en zien we niet vaak. Meestal komen ze ons ergens halverwege achterop.
De eerste dag is relatief gemakkelijk. We hoeven amper te stijgen en volgen de loop van de rivier. Een mooie wandeling om te wennen. Dat verandert behoorlijk in de dagen erna. We wandelen op een hoogte die varieert van ongeveer 3.600 meter – 4.300 meter. Op en neer. Dagelijks één of twee passen. Vooral de eerste dagen kost dat erg veel moeite. Langzamerhand wennen we gelukkig wel aan de hoogte. Maar wat een beloning wacht ons elke keer als we boven komen. Een onvergetelijk en onmetelijk uitzicht. Het ene overtreft het andere. Zo ver we kunnen kijken zien we telkens oneindig veel rotsen, in alle tinten grijs, rood, oker en bruin en alles er tussenin. En in de verte de besneeuwde toppen van Nilgiri en Annapurna. Wat een leeg land.
Soms zien we in de verte een dorpje. Dat is een mooi gezicht. Witte huisjes en veel akkertjes. Op de akkers wordt veel boekweit verbouwd. De akkertjes zijn mooi groen en steken erg mooi af tegen de grijze bergen. Naast boekweit zien we ook aardappelen, bonen, pompoenen en tomaten. En veel boomgaarden, waarvan de bomen boordevol appels hangen. De boekweitpannenkoek met appel is dan ook veruit favoriet als ontbijt. Bij mij in elk geval.
Op een dag wandelen we langs een grote kloof. Of eigenlijk een aaneenschakeling van kloven. Volgens de boekjes zijn ze dieper dan de Grand Cañon. Nu ben ik daar niet geweest, maar erg indrukwekkend en spectaculair is het wel. In de een zijdal is in een grot een boeddhistische tempel. Hier heeft de boeddhistische lama Guru Ringpoche jarenlang in afzondering gemediteerd. Het is een flinke klim via lange trappen. De stalagmieten hebben een natuurlijke chorten gevormd. Een chorten is net als een stupa, een boeddhistisch bouwwerk dat de relikwieën van een boeddhistische monnik bevat. Ook zijn er een paar chorten in de grot zelf gebouwd. Op de rotsen hoog boven ons cirkelen de gieren.
We komen langs een dorpje, met pal erachter enorme hoge en steile rode rotsen. En daar moeten we overheen. Voor Nuri is deze route ook nieuw en hij zoekt de rotsen af waar de doorgang is. Je zou zeggen dat deze rotswand voor ons onneembaar is. Maar Nuri vindt het pad. En wat voor een. Tussen steile rechte wanden loopt een smal paadje omhoog. Vooral recht omhoog. We ploeteren naar boven. Maar ook hier is de voldoening weer groot als we boven zijn. We gaan er heerlijk bij zitten om het allemaal in ons op te nemen. En stiekem uit te rusten natuurlijk.
Als we dichter bij ons eindpunt Lo Manthang komen, lopen we meer op hoogvlaktes. Daar staan ook af en toe stupa’s in het eenzame landschap. Vaak okerkleurig geschilderd. En natuurlijk de onafscheidelijke gebedsvlaggetjes. Overal zijn ze volop aanwezig. Nepalezen geloven dat door de wind gebeden opstijgen naar de goden, kwade geesten verdrijven en voorspoed brengen. Dat vind ik zo bijzonder aan Nepal. Waar je ook komt, overal wapperen de gebedsvlaggetjes.

Nuri, onze gids
Nuri is voor ons trouwens onmisbaar. Hij wijst niet alleen de weg, maar als iemand zijn stokken (meestal is het een haar) vergeet, ziet hij dat. Als Floris zijn buff in een guesthouse laat liggen, belt hij en twee dagen later wordt die door een Nepalees op een motor langs gebracht.
Maar vooral is Nuri de link tussen ons en de eigenaren van een guesthouse. Die spreken meestal geen woord Engels. Wij vullen aan de hand van het menu in het Engels in wat we willen eten en hij zorgt ervoor dat we krijgen wat wij willen. Het is een vast ritueel. Bij aankomst het avondeten opgeven en na het avondeten direct het ontbijt. Pas daarna kunnen Nuri en Ganesh rustig gaan eten, meestal is dat dal bhat het traditionele Nepalese gerecht.

De guesthouses
De guesthouses waar we overnachten zijn allemaal erg eenvoudig. Vaak is de begane grond vloer van zand. Ik ben verbaasd dat we bijna elke keer wel een douche hebben. Niet altijd warm en soms een bucket shower. Dat is warm water in een emmer, dat je met een bakje over je heen kunt gieten. Na een dag wandelen in de hitte is dat ook heerlijk hoor.
Schoon zijn de guesthouses meestal niet echt. Het plafond is vaak van gevlochten boomstammetjes. Aan de onderzijde is dat met katoen afgedekt. Op een avond ziet Jennifer dat het katoen beweegt en even later kijken oogjes haar aan. Die nacht heeft ze niet echt lekker meer geslapen.
Lo Manthang
Op de zesde dag komen we bij ons eindpunt aan. Lo Manthang, de hoofdstad van Mustang. Stel je er niet al te veel bij voor. Het is een ommuurd stadje, klein en met smalle straatjes. Witte huisjes met platte daken. Op de daken langs de randen liggen overal takkenbossen. Dat is een teken van welstand. In een land waar zo weinig bomen zijn, is het een teken van welstand als je veel takken op je dak hebt liggen, maar ze niet hoeft te gebruiken.
In het midden een vervallen paleis van de koning. Die is vorig jaar overleden en de huidige koning woont vooral in Kathmandu.
Tegen de avond vinden de koeien en geiten zelf hun weg naar huis. Het is dus eigenlijk een groot boerendorp. Wel zijn er veel winkeltjes, vaak met souvenirs van Tibetaans handwerk.
We bezoeken de prachtige gompa’s, boeddhistische kloosters, die Lo Manthang rijk is. Het zijn kloosters uit de 14e eeuw. Met prachtige muurschilderingen en eeuwenoude Boeddhabeelden. Foto’s mogen we niet maken, uit angst voor kunstdieven. Je moet er dus zelf heen om ze te kunnen zien.
Els en ik besluiten om de komende dagen in Lo Manthang te blijven om de mensen en het leven daar te ervaren. En vooral om een beetje uit te rusten. Dat kan voor mijn knieën geen kwaad. En om wat kleren uit te wassen. Onze vrienden wandelen die dagen in de omgeving.

De terugweg
Onze wandelroute is een grote lus. Voor een deel komen we daardoor langs dezelfde plaatsen, maar we lopen via andere paden.
Na een lange dag overnachten we in een guesthouse, waar ook Oekraïners zijn. Tot mijn verrassing haalt één van hen een koffiemolen uit zijn rugzak en begint koffie te malen. Er komt nog een koffiefilter aan te pas en de koffie wordt gezet. Terwijl iedereen met zijn bagagekilo’s worstelt, hebben zij 4 kg koffie meegenomen. En die is bijna op. Heerlijk is het wel.
Vanwege de hoogte is het niet verstandig om alcohol te drinken. Dat is geen enkel probleem, maar na veertien dagen alleen maar thee, veel thee, lijkt een biertje ons wel lekker. De laatste avond in Upper Mustang is er zowaar een koelkast in ons guesthouse. We kunnen de verleiding niet weerstaan en trakteren ons op een lekker koud biertje. Wat smaakt dat heerlijk zeg, na twee weken.
Halverwege de terugweg ’s ochtends verrast Nuri ons met de mededeling dat onze ponydriver vertrokken is. Hij moest helpen bij de voorbereiding van het feest in zijn dorp. Gelukkig is Ganesh vroeger ook ponydriver geweest en neemt hij zijn taak over. Onderweg zien we wel dat het hem wat meer moeite kost om de pony’s onder controle te krijgen. Het zijn natuurlijk ook niet zijn paarden. Als we na onze een na laatste wandeldag bij ons guesthouse aankomen, komen we tot de ontdekking dat bij de meesten van ons de tassen en de inhoud nat is. Wat bleek? Bij het oversteken van een riviertje besloten de paarden om gewoon door het water te gaan in plaats van de brug te nemen. Gelukkig was alles in de zon gauw droog en was er verder niets beschadigd.

De afsluiting
Op de laatste dag nodigt Ganesh onze hulpgids ons uit om mee te gaan naar zijn dorp om een lamafestival mee te maken. Dat is een festival waarbij de monniken met maskers op dansen. De voorstellingen beelden de strijd tussen goed en kwaad uit en die tussen jong en oud. De dorpelingen juichen en gaan er helemaal in op. Het is ook een mooi gezicht, maar de muziek is voor onze oren eentonig en na een paar dansen nemen we afscheid.
Dan zit het erop. Jammer, maar wat hebben we genoten van het landschap. En na twee weken wandelen is het ook wel genoeg. We willen dan ook wel een keer iets anders eten. Gelukkig hebben we het allemaal zonder al te veel problemen doorstaan en ook als groep is het goed gegaan.
Als iemand er meer over wil weten of nieuwsgierig is naar de foto’s, spreek ons gerust aan. Wij vertellen heel graag over onze belevenissen.
Gert Langenbarg

Back To Top